Presentatie Boekhandel Quist

quist49quist51Bergen op Zoom, 23 februari 2005

M. de wethouder, Beste Giel, Dames en Heren van de pers, Lieve familie en vrienden en andere aanwezigen,

Zo’n vijfendertig jaar geleden, rond 1970, zat ik op het door de paters van het H. Hart geleide Juvenaat aan de Antwerpsestraatweg hier in de stad. Ik behoorde tot een van de eerste lichtingen externe leerlingen (in mijn herinnering is oud-stadsarchivaris Cees Vanwesenbeeck een van de weinige mensen die mijn klasgenoten en mij daarin voorgingen). Het internaat werd in die jaren afgebouwd.
Het waren verwarrende tijden voor de paters. De hoop dat ze jongens tot priester zouden kunnen opleiden was een illusie geworden, sommigen twijfelden openlijk aan hun geloof en de meeste wisten niet, net als ik trouwens, hoe ze om moesten gaan met de eerste meisjes die op de school hun intrede deden.
De paters hielden enig houvast in de duisternis door toegewijd door te gaan met de geestelijke vorming van hun leerlingen.
Één van de verlichte geesten onder de paters, pater Boelrijk, leraar natuurkunde en gepromoveerd fysicus, was een hartstochtelijk minnaar van de literatuur en droeg de verantwoordelijkheid voor de goed uitgeruste schoolbibliotheek. Hij leidde ook een leesclub met bijeenkomsten voor leerlingen waarin moderne romans werden besproken. Van Ad Quist begreep ik onlangs dat Boelrijk daar nog lang mee is doorgegaan. Op het programma van de leesclub op het Juvenaat stonden hedendaagse Nederlandstalige schrijvers als Claus, Hermans en Reve, maar Boelrijk liep ook niet weg voor de groten uit de wereldliteratuur: Joyce, Faulkner, Kafka enz. Als onregelmatige, jongere deelnemer aan deze sessies, maar waarschijnlijk vooral als trouwe bezoeker van de schoolbibliotheek werd ik door Boelrijk uitgenodigd om hem als bibliothecaris te assisteren. Dit gaf mij onbeperkte toegang tot de rijke voorraad romans in de bibliotheek.
Ik las dus alles wat los en vast zat, rijp en groen. De beruchte rooms-katholieke index van verboden boeken was in die tijd al in onbruik geraakt, maar voor mij verdwenen nu alle beperkingen. Míjn favorieten waren overigens wel anderen dan die van pater Boelrijk. Schrijvers als Jack Kerouac, Henry Miller en Jan Wolkers, dat waren mijn helden, auteurs die in autobiografisch getinte romans getuigden van een wild en meeslepend leven met veel avontuur en sex. Dat wilde ik ook, zo leven, zo schrijven,…. Later. quist52

Het liep natuurlijk anders. Net als de meeste andere leerlingen van het Juvenaat ging ik na mijn eindexamen gewoon netjes studeren, ontmoette ik een lieve vrouw, studeerde af, belandde in een keurige baan, trouwde, kocht een huis en kreeg kinderen. Beroepshalve heb ik me de afgelopen vijfentwintig jaar in Den Haag bezig gehouden met een aantal facetten van het sociaal economisch beleid; koopkracht, minimumloon, aow en aanvullende pensioenen en de afgelopen vijf jaar bijstand. Ik heb daar nooit spijt van gehad. Ik was en ben met mijn privé- en beroepsleven nog steeds heel gelukkig. Politiek Den Haag is een fascinerende omgeving met elke dag leven in de brouwerij, ook al lijkt het in niets op het leven van mijn oude helden. Maar ik moet dan ook vaststellen dat ik gewoon niet zo avontuurlijk, zo wild en meeslepend ben als zij.

Toch is de droom om te schrijven, niet een beleidsnota of een memorie van toelichting bij een wet met de naam van een minister eronder, maar een echt boek helemaal van mezelf; toch is die droom nooit helemaal vervlogen. Alleen, u weet het, zoals Elsschot al in zijn gedicht ‘het huwelijk’ schreef: ‘(want) tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren’.
Om een paar van die bezwaren te noemen:
- door mijn hoofd spookte lange tijd geen verhaal dat er om vroeg opgeschreven te worden,
- waar haalde ik de creativiteit vandaan om romanpersonages te verzinnen,
- hoe maakte ik tijd vrij naast mijn werk en gezinsleven
- had ik wel voldoende kwaliteit in huis om een roman tot een goed einde te brengen.
De vele puzzels leidden er steevast toe dat ik er niet over piekerde om mijn have en goed in de waagschaal te leggen voor een onzeker bestaan als gemankeerd kunstenaar.
quist53
Maar toen kwam er na jaren dan toch onverwacht een periode waarin een aantal van die puzzelstukjes als vanzelf in elkaar begonnen te vallen. Ik was natuurlijk steeds blijven lezen. ‘Angela’s Ashes’ van Frank McCourt en ‘De eeuw van mijn vader’ van Geert Mak verschenen niet lang na elkaar en bleken eye-openers. Het werd me duidelijk dat het mogelijk is om een autobiografische familiegeschiedenis te verbinden met historische sociaal economische gebeurtenissen, een onderwerp dat beroepshalve mijn belangstelling heeft. Ik had in de afgelopen twaalf jaar zicht gekregen op een met economische aspecten doortrokken familiegeschiedenis, de geschiedenis van mijn familie, waarvan ik dacht dat er wel een verhaal in zat. Kort daarop kreeg ik tijdens een intensief loopbaan-orientatietraject de kans om wat stukjes proza te schrijven wat mijn appetijt flink aanwakkerde. En weer even later was er ineens ook tijd. Ik had hard meegewerkt aan de totstandkoming van de Wet Werk en Bijstand. Die kwam gereed op het moment dat ik ook net alle zakelijke beslommeringen met Rogier Nerincx Richter, het oude bedrijf van mijn vader had afgerond. Ik schatte in dat de invoering van de Wet Werk en Bijstand door de gemeenten wel een korte beleidsadempauze zou opleveren, waardoor ik me even wat meer op andere zaken dan de bijstand of het managen van mijn directie zou kunnen concentreren. En tenslotte was het ministerie van SZW ook nog eens bereid om me enige tijd onbetaald verlof te gunnen.

En zo ligt er dan nu een boekje van mijn hand. Overigens niet in het minst dankzij de medewerking van uitgever Ad Quist en zijn redacteur Will van Houten. Het is geen roman geworden, want daarvoor was de tijd die ik had uiteindelijk toch weer te kort, maar een wat zonderlinge literaire mengeling van bedrijfsgeschiedenis, familiekroniek en autobiografie. Een geschiedenis die een beeld geeft van de opkomst en ondergang van de ijzergieterijbranche, een bedrijfstak waarin vuur – hoe gek het ook moge klinken – niet alleen letterlijk maar ook figuurlijk een grote rol speelt. Een boek zelfs met een vleugje erotiek.
Ik heb geprobeerd om in het boek verantwoording af te leggen over het beleid van mijn vader bij RNR en over mijn eigen keuzes tijdens en na de overdracht van het bedrijf aan het personeel. De enige manier waarop dat voor mij als direct betrokkene op een naar mijn mening geloofwaardige manier kon, was door de keuzes van mijn vader en mijzelf in de context te plaatsen van de tijd waarin ze werden gemaakt en van de geschiedenis die eraan vooraf ging en door niet weg te lopen voor de diepere persoonlijke drijfveren bij mijn vader en mijzelf. Met andere woorden: door het subjectieve element uit te vergroten heb ik geprobeerd juist een grotere mate van objectiviteit te bereiken. Overigens in de wetenschap dat het mijn verhaal blijft, mijn kant van een werkelijkheid met vele gezichten.
quist54
Ik heb niet de pretentie dat mijn schrijfsels kwalitatief ook maar in de buurt komen van het werk van de auteurs die ik hiervoor net heb genoemd. Ik heb het primair geschreven voor de mensen aan wie ik het heb opgedragen en van wie ik houd: mijn vrouw Marian, mijn kinderen, mijn moeder. Ik realiseer me ook dat het vooral de nieuwsgierigheid wekt van mensen die mij, mijn familie of RNR kennen, mensen die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van de branche of van Bergen op Zoom. Maar ik hoop dat ook anderen er plezier aan zullen beleven. Mensen met belangstelling voor sociaal economische geschiedenis, mensen die het interessant vinden om te lezen hoe een industrieel bedrijf kan groeien en bloeien, na een periode van verval te gronde kan gaan en wat de rol van de eigenaren daarin is.

Gisteren is er een soort voorpresentatie van het boekje geweest in Den Haag in Nieuwspoort. Ik heb daar een exemplaar uitgereikt aan Mark Rutte, mijn oude baas, historicus van huis uit en liefhebber van memoires en bedrijfsgeschiedenissen. Hij kon helaas niet voldoende tijd vrijmaken om voor dit doel naar Bergen op Zoom te komen. Maar de echte presentatie kan natuurlijk toch niet ergens anders zijn dan hier. Ik overhandig daarom graag nu voor het echie een exemplaar aan Giel Jansen, als wethouder van Bergen op Zoom de hoeder van het Bergse culturele erfgoed. In mijn boekje komt de hele geschiedenis van Rogier Nerincx Richter aan de orde, als een exponent van de gieterijgeschiedenis van Bergen op Zoom. Het behandelt daarmee ook de discussie die mijn vader en ik met de gemeente hebben gevoerd over de monumentenstatus van de fabriek. Ik weet dat je het jammer vindt, Giel, dat het RNR-complex niet voor het nageslacht behouden is gebleven. In zekere zin spijt mij dat ook. Maar ik hoop dat mijn boek enige compensatie biedt en een kleine bijdrage aan het culturele erfgoed van de stad levert door een stukje van haar industriële geschiedenis te beschrijven.

Voordat ik overga tot de overhandiging van een exemplaar van het boek aan U, wethouder, wil ik kort nog een paar laatste dingen zeggen.
Dames en heren, ik heb zojuist al even de uitgever van het boekje genoemd. Het verhaal waarmee ik bij Ad Quist kwam en waarop hij meteen toezegde het te zullen uitgeven zag er anders uit dan wat nu voorligt. Nu, driekwart jaar later moet ik vaststellen dat Ad destijds een flink risico nam. Hij had daarbij de wijsheid om mij niet meteen erbij te vertellen hoe hij dat risico dacht te gaan verminderen. Dat hoe heet Will van Houten. Will en ik hebben in mijn beleving met elkaar gevochten als leeuwen, elkaar tot het uiterste getergd en het uiterste van elkaar gevergd. Maar wel met een Hegeliaans resultaat: these en anti-these leidend tot synthese. Een m.i. althans veel uitgebalanceerder verhaal dan er lag. Daarom, Ad en Will, dank voor jullie geduld en vertrouwen.

Tenslotte wil ik ook even aandacht schenken aan mijn vrouw Marian en aan mijn moeder. Zand erover is een persoonlijk boek. Een van de moeilijkste stappen in het hele proces was voor mij om het boek aan hen beiden te laten lezen. Ik vermoedde dat sommige passages pijn zouden doen. Maar het moest wilde ik ook de stap naar een publiek kunnen maken. Wat ik had kunnen weten is dat wie je liefheeft geen woorden nodig heeft om je te begrijpen. Wat ik opgeschreven had, wisten zij, wisten jullie gevoelsmatig al. Ik prijs me daar zeer gelukkig mee.

Wethouder, dames en heren, ik sluit af. Ik doe dat met het uitspreken van de hoop dat het lezen van het boekje u allen de nodige genoeglijke uren zal opleveren.

Ik dank u wel.
quist57quist58quist59quist60quist61

Colofon