Presentatie Nieuwspoort

nieuwsp2Den Haag, 22 februari 2005

M. de staatssecretaris, beste Mark, Dames en heren van de pers, lieve familie en vrienden en andere aanwezigen

Zo’n vijfendertig jaar geleden, rond 1970, zat ik op een door paters geleid rooms-katholieke gymnasium in het zuiden des lands. Oorspronkelijk was de school gekoppeld aan een internaat. Ik behoorde tot een van de eerste lichtingen externe leerlingen.
Het waren verwarrende tijden voor de paters. De hoop dat ze jongens tot priester konden opleiden was een illusie geworden, sommigen twijfelden openlijk aan hun geloof en de meeste wisten, net als ik trouwens, niet hoe ze om moesten gaan met de eerste meisjes die op de school hun intrede deden. De paters hielden enig houvast in de duisternis door toegewijd door te gaan met de geestelijke vorming van hun leerlingen.
Één van de verlichte geesten onder de paters, pater Boelrijk, leraar natuurkunde en gepromoveerd fysicus, was een hartstochtelijk minnaar van de literatuur. Hij droeg de verantwoordelijkheid voor de goed uitgeruste schoolbibliotheek. Hij leidde ook een leesclub met bijeenkomsten voor leerlingen waarin moderne romans werden besproken. Hedendaagse Nederlandstalige schrijvers als Claus, Hermans en Reve stonden op het programma, maar Boelrijk liep ook niet weg voor de groten uit de wereldliteratuur: Joyce, Faulkner, Kafka enz. Als onregelmatige, jongere deelnemer aan deze sessies, maar waarschijnlijk vooral als trouwe bezoeker van de schoolbibliotheek werd ik door Boelrijk uitgenodigd om hem als bibliothecaris te assisteren. Dit gaf mij onbeperkte toegang tot de rijke voorraad romans in de bibliotheek.
Ik las dus alles wat los en vast zat, rijp en groen. De beruchte rooms-katholieke index van verboden boeken was in die tijd al in onbruik geraakt, maar voor mij verdwenen nu alle beperkingen. Míjn favoriete schrijvers waren overigens wel anderen dan die van pater Boelrijk. Jack Kerouac, Henry Miller en Jan Wolkers, dat waren mijn helden, schrijvers die in autobiografisch getinte romans getuigden van een wild en meeslepend leven met veel avontuur en sex. Dat wilde ik ook, zo leven, zo schrijven,…. Later.
nieuwsp7
Het liep natuurlijk anders. Net als de meeste andere leerlingen ging ik na mijn eindexamen gewoon netjes studeren, ontmoette ik een lieve vrouw, studeerde af, belandde in een keurige baan, trouwde, kocht een huis en kreeg kinderen. Beroepshalve heb ik me de afgelopen vijfentwintig jaar bezig gehouden met sociaal economisch beleid: koopkracht, minimumloon, aow en aanvullende pensioenen en de afgelopen vijf jaar bijstand. Ik heb daar geen spijt van . Ik was en ben met mijn privé- en beroepsleven nog steeds heel gelukkig. Politiek Den Haag is een fascinerende omgeving met elke dag leven in de brouwerij, ook al lijkt het in niets op het leven van mijn oude helden. Maar ik moet dan ook vaststellen dat ik gewoon niet zo avontuurlijk, zo wild en meeslepend ben als zij.

Toch is de droom om te schrijven, niet een beleidsnota of een memorie van toelichting bij een wet met de naam van een minister of staatssecretaris eronder, maar een echt boek, helemaal van mezelf; toch is die droom nooit helemaal vervlogen. Alleen, u weet het, zoals Elsschot al in zijn gedicht ‘het huwelijk’ schreef: ‘(want) tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren’.
Om een paar van die bezwaren te noemen:
- door mijn hoofd spookte lange tijd geen verhaal dat er om vroeg opgeschreven te worden,
- waar haalde ik de creativiteit vandaan om romanpersonages te verzinnen,
- hoe maakte ik tijd vrij naast mijn werk en gezinsleven
- had ik wel voldoende kwaliteit in huis om een roman tot een goed einde te brengen.
De vele puzzels leidden er steeds weer toe dat ik er niet over piekerde om mijn have en goed in de waagschaal te leggen voor een onzeker bestaan als gemankeerd kunstenaar.

Maar toen kwam er na jaren dan toch onverwacht een periode waarin een aantal van die puzzelstukjes als vanzelf in elkaar begonnen te vallen.
Ik was natuurlijk steeds blijven lezen. ‘Angela’s Ashes’ van Frank McCourt en ‘De eeuw van mijn vader’ van Geert Mak verschenen niet lang na elkaar en bleken eye-openers. Het werd me duidelijk dat het mogelijk is om een autobiografische familiegeschiedenis te verbinden met historische sociaal economische gebeurtenissen, welk onderwerp mij beroepshalve interesseert. En ik had in de afgelopen twaalf jaar zicht gekregen op een met economische aspecten doortrokken familiegeschiedenis, de geschiedenis van mijn familie, waarvan ik dacht dat er wel een verhaal in zat. Mijn goede vriend Frans gaat overigens veel verder en stelt dat er in elke familie genoeg gebeurt om een roman over te schrijven en ik denk dat hij gelijk heeft.
Kort daarop kreeg ik tijdens een loopbaan-oriëntatietraject de kans om wat stukjes proza te schijven wat mijn appetijt verder aanwakkerde.
En weer even later was er ineens ook tijd. Mijn medewerkers en ik hadden Mark Rutte geassisteerd bij de totstandkoming van de Wet Werk en Bijstand. Die kwam gereed op het moment dat ik net alle zakelijke beslommeringen met het bedrijf van mijn vader had afgerond. Ik schatte in dat de invoering van de Wet Werk en Bijstand door de gemeenten wel een korte beleidsadempauze zou opleveren, waardoor ik me even wat meer op andere zaken dan de bijstand of het managen van mijn directie zou kunnen concentreren. En tenslotte was het ministerie van SZW ook nog eens bereid om me enige tijd onbetaald verlof te gunnen.
nieuwsp8
En zo ligt er dan nu, niet in het minst dankzij de medewerking van uitgever Ad Quist en zijn redacteur Will van Houten, een boekje van mijn hand. Het is geen roman geworden, daar was de tijd uiteindelijk toch te kort voor, maar een wat zonderlinge literaire mengeling van bedrijfsgeschiedenis, familiekroniek en autobiografie. Een geschiedenis die een beeld geeft van de opkomst en ondergang van de ijzergieterijbranche, een bedrijfstak waarin - hoe gek het ook moge klinken - vuur niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk een belangrijke rol speelt. Een boek met zelfs een vleugje erotiek.
Ik heb niet de pretentie dat mijn schrijfsels kwalitatief ook maar in de buurt komt van het werk van de auteurs die ik net heb genoemd. Ik heb het primair geschreven voor de mensen aan wie ik het heb opgedragen en van wie ik houd: mijn vrouw Marian, mijn kinderen, mijn moeder. Ik realiseer me ook dat het vooral leuk is voor mensen die mij, mijn familie, de branche of Bergen op Zoom kennen. Maar ik hoop niettemin dat ook anderen er plezier aan zullen beleven. Mensen die geïnteresseerd zijn in sociaal economische geschiedenis, mensen die het boeiend vinden om te lezen hoe een industrieel bedrijf kan groeien en bloeien, na een periode van verval te gronde kan gaan en wat de rol van de eigenaren daarin is.
Ik ben dan ook heel blij dat ik het eerste exemplaar mag uitreiken aan iemand die van huis uit historicus is, van wie ik weet dat hij de sociaal economische geschiedenis in het algemeen een warm hart toedraagt, en dat in het bijzonder doet als het gaat om memoires en bedrijfsgeschiedenissen. Ik heb het natuurlijk over jou Mark, Mark Rutte, nu staatssecretaris van OCW, tot voor kort staatssecretaris van SZW, het departement waar ik de afgelopen vijfentwintig jaar mijn brood heb verdiend.
Mark, er zijn voor mij zoals je hoort veel goede redenen om aan jou het eerste exemplaar van mijn boek te willen overhandigen, waarbij ik het feit dat het hopelijk goed is voor de publiciteit niet onvermeld laat. De andere kant is dat ik heel trots en dankbaar ben dat jij de uitnodiging ook daadwerkelijk hebt aanvaard en de moeite hebt willen nemen om hier te komen. Ik beshouw dat als een groot voorrecht.
In de afgelopen 25 jaar heb ik tweeëntwintig SZW bewindslieden gediend en persoonlijk gekend. Van hen ben jij degene met wie ik het meest intensief contact heb gehad en die ik (naast Jan de Koning) ook het meest bewonder. Dat heeft niet alleen met je effectiviteit als politicus te maken, maar meer nog met het feit dat dat je niet verhindert om een empathisch, warm en gepassioneerd mens te zijn. En daarover gaat dit boek ook, over hoe een mens zin aan zijn leven kan geven door zijn hartstocht, in mijn geval schrijven, te volgen.
nieuwsp9
Voordat ik je het boek geef, Mark, sluit ik af. Dat kan kort met twee opmerkingen. Voor de eerste opmerking geneer ik mij een beetje, maar ik moet hem toch maken. Het liefste zou ik iedereen die hier aanwezig is gratis een boekje willen geven. Maar dat kan ik helaas niet doen. Als ik daarin consequent zou zijn zou ik ook veel mensen die hier niet zijn het boek cadeau moeten geven en voor je het weet geef ik dan de hele eerste druk weg. Bovendien wordt het boekje dan een gegeven paard en mijn ambities reiken net iets verder. Ik heb daarom moeten besluiten om alleen diegenen die een bijdrage aan de totstandkoming van het boekje of aan de verspreiding ervan hebben geleverd een presentexemplaar te geven. De tweede en laatste slotopmerking is dat als u het boekje koopt, dames en heren, dat ik dan hoop, dat het lezen ervan u de nodige genoeglijke uren zal opleveren.

Ik dank u welnieuwsp10nieuwsp11nieuwsp16nieuwsp17

Colofon